De Vrede van Breda

Download de pdf met afbeeldingen in kleur (7,8 MB)

Vier landen in oorlog 1665-1667

In de zomer van 1667 was Breda enkele maanden het toneel van diplomatieke onderhandelingen op Europees topniveau. Ambassadeurs van vier staten overlegden onder begeleiding van Zweedse diplomaten. Men wilde een einde maken aan de Tweede Engelse Oorlog. Daarin streden de Republiek der Verenigde Nederlanden, Frankrijk en Denemarken met Engeland. De onderhandelingen leidden tot de Vrede van Breda. Er werden vier verdragen ondertekend die een einde maakten aan de gewelddadige strijd en waarin belangrijke afspraken werden vastgelegd. Zo werd Nieuw Amsterdam, het tegenwoordige New York, Engels bezit en was Suriname voortaan een Nederlandse kolonie. In deze uitgave gaan we in op het ontstaan en het verloop van de Tweede Engelse Oorlog. Ook behandelen we het verloop en de uitkomsten van de vredesbesprekingen in Breda.

Engeland jaloers op de Nederlandse handel over zee

In de loop van de zeventiende eeuw werden de Engelsen steeds jaloerser op het grote succes van de Nederlandse handelsvloot. De Nederlanders hadden een groot deel van de zeehandel in Europa in handen. Het agressieve beleid van de Nederlandse handelscompagnieën in Azië en Amerika was ook zeer succesvol. De Engelsen wilden deze dominante positie overnemen en voerden scheepvaartwetten in die de rechten van Nederlandse schepen beperkten. Die wetten werden als excuus gebruikt door de Engelse marine om rijk beladen Nederlandse schepen in beslag te nemen. Dit was de aanleiding tot de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog (1652–654). In deze oorlog werden meerdere bloedige zeeslagen gevoerd, maar de strijd eindigde onbeslist. Er werd in Westminster een vredesverdrag ondertekend, maar al snel ontstond in Engeland opnieuw irritatie over het gedrag van de Nederlanders. De Nederlanders hielden zich niet aan de Akte van Navigatie, de Engelse wet die het vervoer van goederen met buitenlandse schepen naar Engeland sterk beperkte. De Nederlanders leefden de afspraken over de Overzeese koloniën niet goed na. Zo waren de Britten heel boos over het niet nakomen van de afgesproken overdracht van het nootmuskaateiland Pulau Run in Indonesië aan de Engelsen. In de loop van de jaren ontstonden er tussen Engeland en de Republiek vele conflicten over gekaapte en in beslag genomen schepen. Veel Engelsen dachten bovendien dat de Britse marine veel sterker was dan de Nederlandse.

De Tweede Engels Nederlandse Oorlog begon in 1663 met meerdere vijandigheden in de koloniën in Westelijk Afrika en Amerika. De Engelsen veroverden enkele Nederlandse vestingen en schepen langs de West-Afrikaanse kust en de Caraïben, waaronder Curaçao. Michiel de Ruyter veroverde met zijn vloot een groot deel van die vestingen weer terug. De Engelsen namen in Noord- Amerika Nieuw Amsterdam in. Toen de Engelsen ook Nederlandse schepen in de Europese wateren aanvielen, brak maart 1665 de oorlog officieel uit.

Zeeslagen met honderden schepen

De eerste zeeslag had plaats in juni 1665 voor de Engelse kust bij Lowestoft. De Nederlandse vloot onder leiding van Jacob van Wassenaer leed een grote nederlaag. De koop vaardijschepen die op weg waren naar de Nederlandse havens liepen nu groot risico dat ze door de Engelsen gekaapt zouden worden. Gelukkig keerde De Ruyter met zijn vloot terug naar de Noordzee en werd tot opperbevelhebber benoemd. Hij wist vele rijk beladen schepen uit handen te houden van de Engelsen. De Denen werden onder druk gezet om de Engelsen niet te steunen en als bondgenoot aan de zijde van de Republiek aan de oorlog te gaan deelnemen. Dit gebeurde op grond van een verdrag dat de Denen eerder hadden getekend. In januari 1666 verklaarden ook de Fransen de oorlog aan Engeland, omdat zij dit volgens het verdrag van 1662 met de Republiek verplicht waren. Koning Lodewijk XIV was niet echt van plan de Nederlanders actief met zijn vloot te gaan helpen, maar de oorlogsverklaring bracht de Engelsen wel in onzekerheid. Het Franse leger hielp de Nederlanden bovendien in het najaar van 1666 met het terugdringen van het leger van de bisschop van Münster. Dit Duitse leger was op kosten van de Britten met duizenden soldaten de noordelijke provincies van de Republiek binnengevallen.

De oorlog werd echter vooral op zee gevoerd. In juni 1666 vond de Vierdaagse Zeeslag plaats voor de kust bij Oostende. Er vochten tweehonderd schepen met ongeveer 9000 kanonnen en 45000 bemanningsleden mee. Ondanks de grote overmacht van de Engelsen – die grotere en zwaarder bewapende schepen hadden – wist de vloot zich onder leiding van De Ruyter goed staande te houden. In augustus volgde de Tweedaagse Zeeslag waarbij beide partijen grote verliezen leden, maar de Engelsen de overwinning claimden. De Engelsen vernietigden daarna een groot aantal koopvaardijschepen die in het Vlie voor anker lagen en plunderden Terschelling. Dit zette veel kwaad bloed, zowel bij de Nederlandse bevolking als bij raadpensionaris Johan de Witt.

Beide partijen leden grote schade van de oorlog, niet alleen door de verliezen in de strijd maar ook door de schade voor de handel. Londen werd bovendien getroffen door een enorme stadsbrand en had al veel te lijden van de heersende pestepidemie. De Engelse koning Karel II kampte met grote financiële problemen. De Engelsen besloten een flink deel van hun vloot in de havens op te leggen.

Grote zeeslagen vonden niet meer plaats, maar de staat van oorlog werd als een excuus gebruikt voor wederzijdse kapersactiviteiten. Schotse kapers vielen regelmatig Nederlandse en Franse schepen aan die op het Oostzeegebied voeren, Franse en Nederlandse kapers voerden aanvallen in West Indië uit op Britse schepen en handelsposten. Een Zeeuwse vloot veroverde begin 1667 een aantal Britse koopvaardijschepen en het Engelse fort en de plantages in Suriname.

Verlangen naar vrede

Eind 1666 groeide het verlangen naar vrede in de oorlogvoerende landen sterk. De zeeslagen en de kaapvaart hadden in beide kampen geleid tot de dood van duizenden mensen en het verlies van vele schepen. Zowel in Engeland als in de Republiek had men grote moeite om voldoende bemanning te werven voor de vloot. Het herstel en de bouw van nieuwe schepen kostten kapitalen. De handel over zee was door de oorlog sterk teruggelopen. Er waren ook politieke motieven om een einde te maken aan de oorlog. In Engeland kwam koning Karel II in politieke moeilijkheden door het uitblijven van de verwachtte grote overwinning op de Nederlanders. De Franse koning had heel andere plannen dan oorlog voeren met Engeland. Hij wilde de Zuidelijke Nederlanden van de Spaanse koning veroveren en daarmee voorkomen dat Engeland een bondgenootschap met Spanje zou sluiten.

Men ging voorbereidingen treffen voor vredesonderhandelingen. Er ontstond discussie over de plaats waar de vredesonderhandelingen zouden moeten plaatsvinden. Koning Karel II stelde voor die in Den Haag te houden, maar dat wilde raadpensionaris Johan de Witt niet. Hij was bang dat de langdurige aanwezigheid van Engelse hoge edelen en militairen in Den Haag zou leiden tot grotere verdeeldheid in de Staten Generaal. De Republiek had op dat moment geen stadhouder en De Witt wilde daar geen verandering in brengen. Maar Karel II was de oom van prins Willem III en wilde juist wel dat zijn neef weer tot stadhouder werd benoemd. Omdat De Witt, maar ook de Fransen, niet in Den Haag wilden onderhandelen, werden er allerlei andere mogelijke steden in het diplomatiek overleg voorgesteld, zoals Dover, Londen, ’s-Hertogenbosch, Maastricht en Breda. Uiteindelijk werd op voorstel van de Engelse koning gekozen voor Breda. Toen hij nog niet tot koning van Engeland was gekroond had Karel II daar, op uitnodiging van zijn zus Maria Stuart, de echtgenote van stadhouder Willem II, nog een tijd op het kasteel gewoond.

Het neutrale Zweden ging als bemiddelaar optreden bij de vredesonderhandelingen. In april 1667 wezen de regeringen van de vier oorlogvoerende landen en van Zweden de diplomaten aan die namens hen moesten gaan onderhandelen in Breda. Het duurde tot ver in mei voordat alle delegaties met hun gevolg in Breda waren aangekomen. Zij kregen onderdak in de mooiste woonhuizen van de stad, waarvoor rijke Bredanaars tijdelijk hun huis beschikbaar moesten stellen. De diplomaten kwamen met een groot gevolg naar Breda: secretarissen, kamerdienaren, koks, koetsiers en soldaten voor de beveiliging. Met name de Engelsen deden met een indrukwekkende stoet op 20 mei hun intocht in de stad. De aanwezigheid van de belangrijke diplomaten en hun gevolg trok in de zomer van 1667 in Breda heel veel bekijks. Duizenden nieuwsgierigen bezochten de stad en werden door de delegaties getrakteerd op koek en drank. De onderhandelaars wilden graag een goede indruk maken op het publiek.

Moeizame start van de onderhandelingen

De officiële onderhandelingen begonnen op 4 juni 1667 in het Kasteel van Breda, dat eigendom was van de Nassaus. De Zweden en de Fransen drongen aan op toegeeflijkheid om snel tot een vrede te kunnen komen. Maar de Engelse diplomaten waren dan wel met veel pracht en praal in Breda aangekomen, ze bleken zich bepaald niet soepel op te stellen: ze voelden zich de winnaar van de zeeoorlog. Zij eisten grote schadevergoedingen en tegemoetkomingen van de andere staten. De onderhandelaars bleken geen toestemming te hebben van hun koning om aan wensen van de andere staten tegemoet te komen. Er dreigden bovendien nieuwe gevaren voor de Republiek. De Fransen vielen in mei 1667 de Spaanse Nederlanden binnen en boekten succes met het veroveren van gebied. In de Republiek vond men het erg bedreigend dat het machtige Frankrijk met zijn leger zo dicht bij de Nederlandse grens zou komen. De Nederlandse diplomaten kwamen er in Breda achter dat de Fransen zich toegeeflijk wilden opstellen tegenover de Engelsen. Zo wilden de Fransen snel vrede sluiten en daarmee voorkomen dat Engeland de Spanjaarden in Vlaanderen zou gaan steunen. De Nederlandse delegatie was niet blij met de manier waarop de onderhandelingen in juni 1667 in Breda verliepen.

De tocht naar Chatham

Raadpensionaris Johan de Witt had samen met zijn broer Cornelis een gewaagd plan gemaakt om de Engelse marine een grote slag toe te brengen door een verrassingsaanval van de Nederlandse vloot. Toen in Breda in juni de onderhandelingen voor de vrede zo moeizaam verliepen, besloot De Witt zijn plan tot uitvoering te laten brengen. Op 19 juni 1667 voer een groep Hollandse schepen onder leiding van Cornelis de Witt en Michiel de Ruyter de Theems en het zijriviertje de Medway op naar Chatham en vernietigde met branders een groot aantal schepen van de Engelse vloot. Het Engelse vlaggenschip “Royal Charles” werd veroverd en in triomf mee teruggesleept naar Holland. In Londen was tijdens de aanval enorme paniek ontstaan en men voelde zich vernederd door het succes van de Nederlandse vloot. In heel de Republiek werden vreugdevuren ontstoken vanwege de overwinning, behalve in Breda. Johan de Witt had dat verboden om de onderhandelingen in Breda niet in gevaar te brengen.

Met het vernederen van de Engelsen in de slag op de Medway bereikte Johan De Witt zijn doel. De Engelse onderhandelaars zijn direct naar Londen gegaan om nieuwe instructies te ontvangen van hun regering. Bij terugkomst in Breda stellen zij zich een stuk toegeeflijker op. Binnen enkele weken kwam er in Breda een verdrag tot stand tussen Engeland en de Republiek, gevolgd door vredesverdragen tussen Frankrijk en Engeland en Denemarken en Engeland.

De vredesverdragen van Breda

Bij de opstelling van de vredesverdragen werd uitgegaan van het beginsel dat iedere staat de gebieden zou behouden die het aan het begin van de onderhandelingen onder controle had. Dat betekende dat de Republiek Suriname en het Banda eiland Pulau Run mocht behouden, maar Nieuw-Amsterdam niet terug kreeg. De bepalingen uit de Akte van Navigatie werden voor de Republiek iets versoepeld: Nederlandse schepen mochten ook weer goederen uit het Duitse achterland naar Engeland vervoeren, maar verder werden de Engelse claims met betrekking tot de Europese scheepvaart niet verminderd. De Franse agressie in de Spaanse Nederlanden was voor de Nederlandse en Engelse diplomaten een extra reden om in Breda snel een compromis te sluiten.

Op 31 juli 1667 werden de verdragen ondertekend door de onderhandelaars in Breda en naar hun regeringen gestuurd. Op 23 augustus hadden alle ambassadeurs in Breda de door hun regeringen ondertekende documenten terug ontvangen. De volgende dag werden de verdragen in het Kasteel van Breda officieel uitgewisseld en afgekondigd. ‘s Middags om vier uur werd voor het stadhuis en de huizen waar de diplomaten verbleven de vrede met trompetgeschal aangekondigd en voorgelezen. De gezanten dineerden op het stadhuis. Na het diner werd er vuurwerk afgestoken. Voor de huizen van de ambassadeurs stonden fonteinen opgesteld die wijn spoten.

In de Republiek en deze keer dus ook in Breda werd uitbundig feest gevierd. Maar ook al werd er in de verdragen gesproken over ‘onschendbare, voortdurende en eeuwige vrede’, de periode van vrede duurde niet lang. Vijf jaar later werd de Republiek opnieuw aangevallen, dit keer door een coalitie van Frankrijk, Engeland en twee Duitse staten. Ook in een ander opzicht was de uitkomst van de Vrede van Breda bepaald niet vredelievend. Met het behoud van de slavenplantages in Suriname en de forten in West Afrika – waar slaven bijeen werden gedreven om naar Amerika te worden overgebracht – kreeg de West Indische Compagnie de gelegenheid om nog meer dan een eeuw een hoofdrol te spelen in de gruwelijke slavenhandel.

Literatuur

– Alkema, Ynze, Michael Bregnsbo, Frans Gooskens, Otto van der Meij, Peter van de Steenoven, ‘De onderhandelaars bij de Vrede van Breda’, in Jaarboek ‘De Oranjeboom’,69 (2016).

– Brekelmans, F.A., ‘De Vrede van Breda en de stad’, in Jaarboek ‘De Oranjeboom’,20 (1967).

– Kubben, Raymond (red.), Ginder ‘t vreêverbont bezegelt, Essays over de betekenis van de Vrede van Breda 1667 (Breda, 2015).

– Rommelse, Gijs, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667), Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).

Colofon

Tekst: Peter van de Steenoven

Beeldredactie: Frans Gooskens

Tekstredactie: Jessie Colijn

© Oranjeboom 2017

De uitgave kwam tot stand dankzij bijdragen van:

Bluekens groep

De Mastboom Brosens Stiching

Groenendijk Management & Advies

Seydlitz Notarissen

 

Reacties zijn gesloten.