Kappelhof, A.C.M.
Een slechte tijd. Een economische depressie in de Baronie van Breda in de achttiende eeuw
Jaarboek 63 (2010) 43-52
Wanneer Thomas Ernst van Goor in zijn in 1744 verschenen boek over stad en land van Breda na eerst uitgebreid de stad te hebben behandeld, de tijd gekomen acht om ook het omringende land te beschrijven is hij lyrisch. De Baronie is ‘wegens deszelfs aangename gelegentheid, t’allen tyde zeer geroemt geweest, als in zich vervattende alles, ’t gene tot nut, voedzel, en verlustiging der inwoonderen strecken kan. Kortom: het is er goed toeven, vestig u hier, zo klinkt het anno 1744. Ook bij de beschrijving van de dorpen in de Baronie is hij steeds optimistisch. Overal is het goed toeven, al is er in Alphen en Zundert weinig vertier en veel heide, maar dat de plattelandsbevolking het moeilijk heeft, blijkt nergens. De werkelijkheid zag er heel anders uit: Staats-Brabant en dus ook de Baronie verkeerde in 1744 in een zware depressie die rond 1725 al zijn dieptepunt bereikte. In 1740 had weliswaar een opgaande lijn ingezet die overigens pas na 1750 merkbaar zou worden, maar dát kon Van Goor ook niet weten. Dat het helemaal niet goed ging wel, maar dat paste niet in zijn boek, dat was opgedragen aan de doorluchtige vorst prins Willem van Oranje, Van Goors baas bij wie hij in de gunst moest blijven. De prins kwam zelden in Breda of de Baronie en wist dus niet beter.